Allemaal bewegen!
Afgelopen vrijdag stond er weer een artikeltje in de krant over de hoeveelheid (te weinig!) beweging die kinderen krijgen. Omdat bewegen mijn werk is en omdat ik zelf kinderen heb, word ik altijd extra geprikkeld door zulke berichten. Ze roepen namelijk direct vragen bij me op, variërend van: “Iedereen weet toch dat kinderen moeten bewegen?” en “laat ik ze zelf eigenlijk niet te vaak achter een scherm zitten?”. Welke gevolgen tot zou dit hebben voor de gezondheid en hoe kunnen we nu zorgen dat kinderen meer gaan bewegen?
In april was er ook zo’n nieuwsbericht (https://www.rtlnieuws.nl/nederland/onderwijsinspectie-kinderen-bewegen-slechter-dan-tien-jaar-geleden ). Daaruit blijkt dat kinderen slechter bewegen ondanks dat juist een groot deel van de kinderen wel meerdere keren per week in clubverband sporten. Datzelfde viel me op toen ik een sponsorloop voor groep 7 en 8 van een basisschool begeleidde. Slechts een klein percentage van de kinderen kon netjes hardlopen, en een nog kleiner percentage kon dat ook een redelijk tijdje volhouden. In beide artikelen wordt de Ipad of televisie als schuldige aangewezen voor het tekort aan kwaliteit en kwantiteit van bewegen.
Dat bewegen goed is voor je gezondheid weten we allemaal wel. Het heeft niet alleen een gunstig effect op hart- en bloedvaten, maar ook op je hersenen en je botten. Gewrichten en spieren hebben beweging nodig om gezond en sterk te blijven. Voor kinderen is het niet alleen belangrijk om voldoende te bewegen, maar ook voldoende gevarieerd te bewegen. Drie keer in de week hockeyen is goed, maar een hoop belangrijke (motorische) vaardigheden komen niet aan bod. Bijvoorbeeld vallen, rollen en springen zul je bij hockey niet veel doen.
Tegelijk zijn we in de praktijk een toename van het aantal (jonge) kinderen wat geblesseerd raakt. Ook het aantal “zwar
Hoewel de oplossing simpel lijkt, blijkt het in het in de drukte van het dagelijks leven toch lastig om te zorgen dat kinderen meer en beter gaan bewegen. Sportclubs kunnen hun trainingen zo ingericht dat ze juist ook lenen van andere sporten. Het Athletic Skills Model is een methode waarop je uit andere sporten kan lenen om in de doelsport beter te worden. Het model gaat er vanuit dat bij kinderen alle motorische vaardigheden geoefend moeten worden. Een veelvoorkomende blessure in het jeugdvoetbal is bijvoorbeeld de polsbreuk. Hoewel vallen regelmatig voorkomt tijdens voetbal, gebeurd het toch vaak genoeg dat kinderen zo ongelukkig terecht komen dat ze iets breken. Door dit te oefenen, door bijvoorbeeld te leren duiken en rollen, maar ook door bijvoorbeeld judoachtige oefeningen te doen, leren kinderen zich beter op te vangen, waardoor de kans om door een val geblesseerd te raken kleiner wordt.
Juist door zo veel te variëren kunnen kinderen zich tijdens sporten sneller aanpassen zullen ze minder snel geblesseerd raken.
Bart van de Wiel