Hoe werkt een spier?
Spieren in je lichaam zorgen ervoor dat je allerlei bewegingen kunt maken. Bijvoorbeeld: dat je een pen op kunt pakken, of dat je spierballen kunt trainen in de sportschool en dat je je om kunt draaien in bed als je niet lekker ligt. Spieren zorgen er ook voor dat je darmen hun werk kunnen doen. En misschien wel het belangrijkste dat je hart blijft kloppen.
Soorten spierweefsel:
Je hebt meerdere soorten spierweefsel in je lichaam. Het meest voorkomende spierweefsel soort is dwarsgestreept spierweefsel. Dit soort weefsel is waar skeletspieren uit bestaan. Dit soort staat onder vrijwillige controle. Dit betekent dat je zelf in staat bent om deze spieren aan te sturen. Denk aan: als je je arm wil buigen omdat je spierballen wil trainen. Je bepaalt zelf hoe je beweegt.
Dan heb je als 2e je hartspierweefsel, dit lijkt erg op dwarsgestreept spierweefsel. Door nauw contact met omliggende cellen kant het een elektrisch signaal ontvangen waardoor het samen kan trekken. Dit gebeurt dus niet zo vrijwillig als met skeletspieren.
Als laatste heb je glad spierweefsel. Gladde spieren komen voor in je verteringsstelsel, bijvoorbeeld je darmen of je blaas. Maar ook in bloedvaten komt die gladde spierweefsel voor. Dit spierweefsel kan er voor zorgen dat je bloedvaten kunnen vernauwen als je het koud hebt of kunnen verwijden als je het warm hebt. Gladde spieren worden volledige buiten eigen wil om aangestuurd. Je hebt dus nagenoeg bijna geen controle over deze spieren.
Kortom:
Spieren werken door samen te trekken (contraheren) of door te verlengen (ontspannen).
Bij ons in (sport)fysiotherapie praktijk de Jong krijgen we veruit het meeste te maken met skeletspieren. Daarom gaan we het nu vooral hebben over hoe een skeletspier precies werkt.
De opbouw van een skeletspier:
Skeletspieren zijn opgebouwd uit spiervezels. Deze spiervezels zijn langwerpig en liggen netjes langs elkaar heen. Deze spiervezels worden in bundels bij elkaar gehouden door bindweefsel. En ook de bundels worden weer apart bij elkaar gehouden door bindweefsel. Met uiteindelijk nog een laatste laag bindweefsel wat alles bij elkaar houd. (zie afbeelding) aan het einde van de spier komen de spiervezels samen in de pees. De pees zit natuurlijk ingegroeid in het bot zodat bij samentrekken van de spieren de botten kunnen bewegen.
Samentrekken(contraheren) van een skeletspier:
Als er voldoende energie beschikbaar is kan een spier samentrekken. Dit kan doordat in de spiervezels een bepaald soort eiwitten liggen. Deze eiwitten kunnen in en uit elkaar schuiven. Deze eiwitten noemen ze actine en myosine.
Wanneer je via je hersenen en zenuwcellen een prikkel naar een spier stuurt komen er stofjes vrij waardoor de actine en misosine naar elkaar toetrekken. Oftewel de spier word korter en je botten bewegen zich ten opzichte van elkaar. De stofjes die hierbij zijn betrokken, zijn o.a. calcium en acetylcholine.
Als er niet meer voldoende energie beschikbaar is en stofjes als calcium en acetylcholine niet meer vrij komen, laten actine en myosine elkaar los en ontspant de spier en wordt dus weer langer.
In werkelijkheid is het samentrekken en kunnen ontspannen van een spier nog veel complexer dan bovenstaand is beschreven. Het is een proces wat natuurlijk vaak achter elkaar plaats vind. Ook volgen alle stappen die nodig zijn om spieren te kunnen gebruiken elkaar ontzettend snel op. Zo snel, dat je er niets van merkt als je een pen op wil pakken.
Onderstaand een link naar een animatiefilmpje over het samentrekken en ontspannen van een spier.
Hopelijk vind je de werking van een spier net zo fascinerend als ik. En denk nog eens aan deze blog als je een brief aan het schrijven bent of een rondje gaat hardlopen.